zondag 4 december 2011

Mist

Ergens in maart.

Het is half drie 's nachts en de wereld is als een grote schim. Buiten de stad lijkt de wereld niet te bestaan. De zwak brandende oranje natriumlampen van de straatverlichting worden gedempt en egaal uitgesmeerd. De wereld is niet groter dan een paar vierkante meter, die elke seconde wordt verlegd. Er is niets heerlijker dan te fietsen in de wereld van mensen, zonder er ook maar iemand tegen te komen.

Toch vergis ik me, het is inmiddels iets voor drieën, en zie een rood dwaallichtje al slingerend over het fietspad bewegen.

Het is alsof op dat moment er niets meer toe doet. Je beleving beperkt tot een kleine intieme ruimte, welke varieert van grootte en invulling. De dikte van de mist is niet overal een constante, maar erg veranderlijk en buiten de bewoonde wereld vaak nog dikker en mysterieuzer dan in de stad. Daar wordt de leegte opgevuld door roodgrauwe gebouwen en een oneindige hoeveelheid licht. Straatlantaarns, het open raam van een dakkapel waarachter het licht nog brandt, of de eenzame automobilist die zich in het holst van de nacht nog een weg baant door de dikke sluier van mist.

Open velden en bossen zijn het spannendst. Het lijkt alsof het veld geen begrenzingen heeft, het bos is grimmig; vormen en dimensies vervagen waardoor de bomen als coulissen het beeld vormen. Het ziet er onrealistisch uit, haast gemaakt. De silhouetten zijn strak alsof het een tekening is, geen grilligheid wat de natuur zo kenmerkt.

Je kunt niet weten wat er precies is. Al te vaak blijkt er niets te zijn, maar de spanning die het teweeg brengt doet het hart sneller kloppen. Je hoopt op iets, maar weet niet wat. Duizend-en-een beelden komen in je op, van monsters uit de diepten der gedachten of dieren, die ook de mist als een ontdekkingstocht zien en die halsoverkop de mensenwereld inlopen. Plots verschrikt als hun pad wordt doorkruist door een eenzame mensenziel – al of niet in delirium.

De gelegenheid om niet alles te overzien geeft mij ook een vorm van rust. Het is ík alleen en de slapende wereld, die nu beperkt is en opgedeeld in onregelmatige vlakken. Wanneer het lichaam op het zwevende balanceert (de reden daargelaten), worden bepaalde gevoelens versterkt – anderen verzwakt. Ik ben zeker niet dronken, maar begeef me op het niveau waar je je precies prettig voelt, wat lyrisch – eerder euforisch. Er is geen sprake van duizeligheid of controleverlies over lichaam of geest.

De spanning heeft zijn uitwerking.

Ik ga als een speer door de mist, ik wil verkennen en voel de moeheid in mijn benen niet. De trappers gaan rond en rond, mijn voorwiel doorsnijdt als een scherp mes de mist. Het licht van de voorlamp is vormgegeven in een vage rechthoekige baan welke normaal nooit zichtbaar is, maar nu wordt weerkaatst door de miljoenen minuscule waterbolletjes die zweven in de lucht.

Na een tijdje zet ik mijn dynamo af. De wereld hervat zijn nachtelijke stilte, geen ritmisch gezoem van de spoelen en wieltjes op het bewegen van mijn trappers. Ik ga nu nog sneller, het lijkt. De staafjes in mijn ogen passen zich aan de duisternis aan, verzwakte lantaarnlichten doen de ogen dichtknijpen en zwart en wit blijken te bestaan uit een immense schakering van alles wat daartussen zit.

De geest speelt op de gedachten. Wie heeft er nooit tijdens de schemer zichzelf in het bos gewaagd? Of in de achtertuin wat dat betreft. Je gaat dingen zien, je waant dingen te zien die er niet zijn. De hersenen proberen met man en macht onbekende vormen te koppelen aan bekende dingen of gevoelens – vaak aan angst of spanning. Overwaaiende bladeren worden ineens levende wezens, een grote donkere struik lijkt te bewegen, onverklaarbare vormen van schaduwen.

Diep van binnen weet je dat het niet klopt. Je krijgt wel kippenvel, of de stuipen, die de rillingen over je rug laten gaan. Je gaat alleen maar harder fietsen of wandelen, je ontwikkelt vluchtgedrag. Vluchtend in de mist kom je steeds weer in een andere ruimte, met daarin andere vormen die tot de verbeelding spreken en daarbij andere gevoelens weten op te wekken.

Het is een grijze droomwereld, tussen nacht en dag in. Tijd wordt verlengd en verdraaid, en op het moment dat je in bed ligt weet je niet meer hoe lang je eigenlijk hebt gedanst met vormen, kleuren en beelden. Het is de schimmenwereld in de letterlijke zin van het woord. Het enige wat je je herinnert is de ervaring van de mist, van de momenten dat vlakken en willekeurige lichtval een tot de verbeelding sprekende wereld vormen. Het zijn maar enkele prenten, enkele impressies, emoties, die achterblijven in de gedachten, waarvan je nog dagenlang kunt nagenieten. In zekere zin doen zij vragen opleven over de beleving van ruimte en tijd.

Iedereen heeft zijn eigen ervaringen, impressies maar er zijn ook zeker overeenkomsten – herkenningspunten. Daarmee sluit ik het ook af, het zijn immers mijn gevoelens uitgedrukt in een aantal woorden. En gevoelens zijn vaak vele malen complexer dan woorden kunnen omvatten, me dunkt.


zaterdag 19 maart 2011

Openlucht - maar dan zonder museum



De zon schijnt fel en we stomen haast de auto uit. Toch ploegen we door de sneeuw welke op sommige plekken tot ijs is verdrukt. Zo af en toe stoppen we. Onze bestuurder toont ons sporen van wilde zwijnen, hij is kennelijk jager – geen twijfel mogelijk. Communiceren doen we letterlijk met handen en voeten, ze kunnen geen Engels, maar begrijpen elkaar volledig. Even later treffen we een veel interessanter spoor in de sneeuw. Wolvensporen, en niet te zuinig ook. Om energie te besparen treden de achterpoten in het spoor van de voorpoten. Honden doen dat niet, kennelijk is dat er over de jaren heen helemaal uitgefokt. We vinden ook nog wat krab- en graafsporen en zelfs urine. Overduidelijk het territoriale gedrag van een dominante wolf. Hoewel er ook veel (grote) honden lopen in de omgeving, is dit overduidelijk van een wolf. Ook onze gids is daarvan overtuigd. De grootte van sporen liegen er ook niet om.





Het bergdorpje Chernichino is een verzameling van verlaten en ingezakte huizen, her en der is nog een huis bewoond – maar het is niet duidelijk van de buitenkant te zien welke bewoond zijn en welke niet. Op de achtergrond hoort men het blaffen van wat honden, het loeien der koeien en voor de rest een harmonie van geluiden der natuur. Het dorpje straalt in de frisse lentezon een zekere (melancholische) idylle uit.





Ons verblijf voor de komende dagen is een van de betere huizen in de omgeving, hoewel niet te meten aan de westerse standaard. Dat maakt ons niet uit. Een dak boven ons hoofd en een bed om op te slapen is meer dan genoeg. Een kachel om ons te warmen is een fijn gegeven, een douche is luxe. We krijgen drie van de vier, enkel de douche en stromend water ontbreken. Verderop is een waterbron.

Tijdens onze lunch op het grasveldje dringt het tot ons door dat ook de bijen al wakker zijn. Een veldje verderop staan een tiental bijenkasten. Zelfs de koeienbellen worden overstemd door het bezige zoemen der bijen. De brandende zon op onze hoofden in combinatie met horen en zien van de bijen brengt een lentegevoel teweeg. Iedereen kent dat wel – op een dag merk je, wellicht aan de frisse lucht die je ademt, het zingen van de vogels of aan de zon die je op een andere manier begroet (of wellicht een combinatie van alles), dat het lente is geworden. In de bergen begint de lente wat eerder dan normaal, en het is een heerlijk gevoel!

Het dorp heeft zijn glorie wel gehad. Het is duidelijk dat het dorp aan het uitsterven is. Je ziet het aan al aan de mensen. Bewegen ze zich niet traag voort, dan is er wel een stok die hen ondersteund. Elke verandering wordt op de voet gevolgd, en een ochtendwandeling naar de waterbron zorgt voor een ongegeneerd staren op de heen en terugweg. Ik vraag me altijd af wat ze denken. Een tweetal jonge lieden, vrolijk genietend van de zon – in tegenstelling tot het ‘harde’ leven en werken van de mensen hier. Het is een groot verschil. Ik weet overigens niet of het echt hard werken is. Ja goed, de herders en koeienbazen zullen het druk genoeg hebben met het volgen van hun kuddes – maar wat doe je als je geen beesten hebt om voor te zorgen? Af en toe zie je een vrouwtje krom van de jaren de frisse was ophangen – de omaonderbroeken hangen deinend in de wind (klinkt als een goede tekst, hmm?). Ik verwacht dat ze voor de rest binnen rakia (sterke drank) drinken en mopperen om de wereld die verandert en hun vergeet. Of misschien ook niet. Ik weet het niet – ik kan het ook niet vragen.

We zitten op een (berg)top en kijken uit op de vallei beneden. Daar loopt ook de weg, er is zelfs een bushalte.(En wij maar klagen dat de bussen niet op tijd rijden, hier weet je niet óf de bus wel komt vandaag en óf het überhaupt wel een bus is!) De herder steekt langzaam met zijn kudde witte bolletjes de weg over, achteraan lopen een drie- of viertal andere gestalten. Even zo groot, vaak nog groter dan de witte bolletjes zelf.



“Ach, die zijn wel weg eer wij beneden zijn en ook over die weg moeten.” Het blijkt niet waar te zijn. “Als we maar niet in het zicht van de kudde lopen, moet alles prima gaan.” Het blijkt niet waar te zijn. “Oh, het is maar één hond, en hij zit nog achter de vangrail ook – gewoon herrie maken en doen alsof je de baas bent, dat werkt wel!” Het blijkt niet waar te zijn. Al snel worden het er twee, drie (of vier). Ik kan het al niet meer herinneren.

Het enige wat me bijstaat is een waas van ontblote tanden, zwart tandvlees, diep gegrom en het blaffen van een wezen dat niets dan kwaads in de zin heeft. Ik sta nog liever te midden van een pak wolven, of binnen vijftig meter van een kudde muskusossen, dan dat ik nog ooit zo dicht bij zulk soort honden hoef te komen! Ik heb al in eens eerder beschreven over wat voor monsters echt gaat, en een tip voor iedereen die ooit nog eens lekker denkt te wandelen in de bergen van Oost Europa – zorg maar dat je die Desert Eagle op zak hebt. Ellendige kolerehonden. En ook honden kunnen tellen, en drie of vier is nog altijd meer dan twee - dus ze weten (ruiken?) zo of ze in de meerderheid zijn. En dan is het enkel geluk dat je nog redden kan. Oh, en het toppunt is dat het lamlendige schapenherdertje ergens onder een boom zichzelf lag te bezatten met zijn zelfgestookte drank. Ja, sorry hoor, de omgeving is er prachtig, maar mijn dag was verpest na die aanvaring met die ‘kutjoekels’. So you know!







Ik ga water halen bij de waterbron. Het is een kraan die in feite altijd open staat. Schreeuwend als een feeks strompelt het herdersvrouwtje achter haar geitjes aan. De geiten huppelen vrolijk naar de waterbron, want daaronder is een bak om uit te drinken. De koeien worden er ouderwets gehoed, de schapen bewaakt door zogenaamde wolfwerende ramphonden en de balkende ezels lossen de hanen ’s ochtends af met het wekken van de wereld.



Even later klinkt een doffe klap door de straat, en we zien een ezel een ouderwetse ploeg moeizaam door het land trekken. Zolang hij beweegt is er niets aan de hand. Rust het even uit, dan krijgt het binnen no-time een flinke optater van de man achter hem – dat zal ‘m doen lopen! (Denken ze.) Na en tijdje hebben beide mannen er genoeg van, ze laten de teugels verslagen vallen en de ezel blijft stug op zijn plaats staan. Ik verwacht dat de mannen de nodige moed gaan indrinken om na het middageten weer verder te gaan. Mensen betalen bakken vol met geld voor een nachtje openluchtmuseum, hier is het de normaalste zaak van de wereld. Heerlijk.





dinsdag 8 maart 2011

Ik heb de demonen horen dansen en het stof van dode paarden geademd

We worden langzaam omsingeld. Vloekend en tierend in een taal universeel van aard, de knoken kraken en bij elke tweede stap volgt een houten ondersteuning. Het kleine herdertje baant zich zigzaggend door de vaalwitte, met modder behangen schapen door. Hij lijkt stomdronken (is het door zijn getier?), maar het is de levenslange ervaring waarbij het lijkt dat hij totale controle heeft over zijn dieren. Het zijn schapen met werkelijk waar staarten, niet gecopuleerd zoals in Nederland. De magere bottepootjes (ik wilde bokkepootjes zeggen, de ironie) bewegen zich vliegensvlug over de grasmat. De wollige nek is het enige wat ervoor zorgt dat het beest niet over zijn eigen kop struikelt wanneer het om de haverklap een hap probeert te nemen van het karige gras van vorig jaar.




In de verte klinkt het vrolijk spel der koeienbellen. De koetjes en de kalfjes volgen als eerste; wat suffig en half verdwaasd steken ze de weg over en zijn maar al te nieuwsgierig jegens de gekke lieden met hun teletoeters op hun bekende grazige vlakte. Het blaffen van honden maakt vaart in logge colonne. Een grote zwarte stier houdt op enige afstand zijn kudde nauwlettend in de gaten. Door de massieve (haast vierkante) bouw straalt het beest trots, maar bovenal macht uit. Even later botviert hij zijn lust op een koe die eigenlijk niet helemaal wil, maar toont geen vernedering wanneer de koe niet geïnteresseerd is en onder hem vandaan hobbelt.





Grote honden treden oplettend in het spoor van de koeien. Ze lijken haast buiten verhouding; breedgeschouderd tezamen met kaliber stierennek en een uit de kluiten gewassen kop. De oren omlaag, soms half naar achter. Een dikke vacht. Zodra de kudde wordt doorkruist of verstoord door wat dan ook, worden ze geleidt door woede en bloeddorst. Men zegt, vaak blaffen ze alleen maar wat – dit gedrag komt immers overal voor; grote monden en een laf hartje. Ik weet echter niet hoe het precies met deze honden zit, en ik ben voorlopig ook niet van plan erachter te komen. Vrijwillig dan.



Met behulp van de knappe koppen bij Swarovski kunnen we hetgeen dichtbij halen wat veraf is te zien. Stilletjes ineengedoken zitten ze boven metershoge steile wanden. De lange nekken zijn kaal – hooguit bekleed met wat dons - hun schouders gehuld in een imposante tooi van veren, de snavels lijken haast te grimlachen. Ze ruiken de geuren des doods op kilometers afstand – het prikkelt hun scherpste zintuigen. Met de vleugels uitgespreid onderwerpen ze elke andere vogel tot vergeten nietigheid. Ze cirkelen eindeloos in trage banen boven het vergane leven van een koe, paard of hert of een ander wild beest dat het leven liet door doldwaze hond of wilde wolf. Misschien was het wel gewoon ziek of oud, hooguit suïcidaal (als dat al bestaat in de dierenwereld). Vraag het ze maar als je er eentje tegenkomt.





In eenieders gedachtewereld zijn zij onherroepelijk verbonden met de dood in de wilde natuur – iedereen die dat ontkent, liegt. Met hun krachtige snavels zijn ze in staat huiden te verscheuren en botten te kraken. Zij doen zich te goed aan het recent gestorven dier, en leven van het aas – en zorgen ervoor dat binnen no-time alles weg is. Zij zijn de échte vuilnismannen en vrouwen en leveren goed werk, weer of geen weer. Bovenal klagen zij niet, want het is juist de essentie van hun bestaan. Dood doet leven.

Het zijn de (vale) gieren die vanuit hun nesten neerkijken op de wijde omgeving. Zodra het een beetje warm is slaan zij hun meterlange vleugels uit en cirkelen op de thermiek naar grote hoogten om vanuit daar de koers te bepalen naar een recent gestorven dier. Ze zijn in staat een honderdtal kilometers te vliegen om vervolgens hun buik vol te vreten aan dit uiterst biologische vlees. De slager heeft het niet beter, ook al beweert hij van wel. De wolven die het dier wellicht doodde, moeten er snel bij zijn om niet bij wederkeer erachter te komen dat van het dier enkel wat haren en botfragmenten resten.


In de omgeving van Madzharovo zit de grootse kolonie van vale gieren (griffon vulture) van Bulgarije. In de zomer worden zijn vergezeld door onder andere monniksgieren (black vulture) en aasgieren (Egyptian vulture). Elk vervullen zij een andere rol (zgn. niche) in het systeem; vale gieren zijn dol op de ‘zachte’ delen zoals ingewanden, monniksgieren houden meer van de huid en de aasgieren zijn precisiewerkers en eten graag ogen en dat soort dingen (correct me if I am wrong!). Oftewel, voor ieder wat wils! Eerder genoemde ‘vulture feeding place’ is dé plek om gieren te zien en de woeste van Madzharovo – steile ‘polyminerale’ rotspartijen – lenen zich uitmuntend voor goede nestplaatsen. Deze plekken zijn met goede telescoop herkenbaar aan de slordig gewitte wanden vlak onder de nesten. Met wat geluk zie je een gier wat suffig voor zich uitkijken, of zitten ze bij elkaar op een steile puntige rots – als een volksvergadering gelijke; waar is het volgende avondmaal gereed?















We reizen verder naar het oosten. In een wijk in Ivaylovgrad zijn wilde mannen gehuld in dierenvellen en getooid met schedels, hoorns en geweien van elk denkbaar formaat. Een veelvoud van grote ijzeren koeienbellen sieren de riemen. Ze gaan de straten af om bij elk huis een ritueel uit te voeren, waarbij de dochter des huizes onder luid spel van de bellen wordt ontnomen van het gezin. Later klopt een gespeelde (orthodoxe) priester bij het huis aan om hoogte te nemen van de zaak. Aan het eind van de tocht volgt een toedracht met een gevangen beer (uiteraard gespeeld) die wordt gedwongen een ploeg voort te slepen. Een rondedans met luid gerinkel van de bellen sluit het geheel af. Dit is een oud ritueel om komst van de lente te vieren, de overgang van dood naar leven, van winter naar lente. Alles traditioneel, op wat moderne aanpassingen na. :) Oja, er is ook bier.









We gaan verder terug in de tijd. We laten de afsluiting van de oude traditie even voor gezien - pinten wippen totdat men erbij neervalt - en rijden door naar het oosten. Onderweg maken we nog een stop bij een gigantische Romeinse villa - genaamd Villa Armira. Een complex van ongeveer 1000 vierkante meter, en zeer indrukwekkend vanwege de mozaïekvloer en het zwembad in het midden van het huis! De villa was in gebruik vanaf de 1e tot het begin van de 4e eeuw na het begin van onze jaartelling. Noem eens een gebouw - anders dan een kerk - dat nog zo lang in gebruik is geweest? Knap staaltje bouwkunst!





Hoe oostelijker we gaan, des te verder terug in de tijd. Laat me vertellen over de Thraciërs (kent u ze?). Een onderschatte beschaving waarin het paard een centrale rol innam. Deze belangrijke rol van de paarden is waarschijnlijk restanten of invloeden van oostelijke culturen zoals die van volkeren uit centraal Azië. (Het uitzetten van paarden in de wilde natuur in dit deel van Europa is dus ook historisch gezien nog goed te verantwoorden!) De paardenverering nam zelf buitensporige proporties aan, getuige een graf uit het begin van de 2e eeuw na Christus. Zelfs tijdens de 'Roman Imperial Period', waarin normen en waarden van wilde volkeren werden bijgeschaafd, kon een zo diepgewortelde traditie niet verdwijnen. Het graf is te vinden in Griekenland, en om precies te zijn ergens tussen de huidige dorpjes Mikri Doxipara, Zoni en Chelidona - net over de grens met Bulgarije.

Op de grens worden we nog grondig gecontroleerd op verboden handelswaar en onze paspoorten, maar al snel blijkt dat we goede bedoelingen hebben en het inmiddels volkomen Europese land mogen binnentreden. De overgang naar de Hellenistische Republiek, zoals ze het zelf noemen, is een wereld van verschil. De gronden zijn er recht en strak afgebakend, de huizen netjes en voorzien van een helderwitte laag plamuur en ook de zon schijnt er volop.



Aangekomen bij het rijkelijke graf, krijg ik het gevoel alsof het net is blootgelegd. Soort van Indiana Jones gevoel. Het tentskelet van planken met een driedubbele laag plastic eroverheen moet ervoor zorgen dat de ontdekkingen beschermd wordt tegen weer en wind. In de tenten zelf worden de vondsten nogmaals afgedekt met canvas doeken, omhooggehouden door kundig aan elkaar getimmerde planken. Kennelijk is archeologie meer dan enkel met je knieën door de modder, voorzichtig alles wegborstelen met een kwast - want zonder timmermansoog red je het niet!




De geur is er klef, er is geen ventilatie mogelijk – we ademen de muffe stofdeeltjes in die een kleine tweeduizend jaar geleden zijn bedekt met grond. Wat direct opvalt is de grootte van de ‘burial mound’ (7.5 m hoog, 60 meter in diameter), maar het is bovenal het grote aantal paarden die vaak met een aantal karrenwielen zijn ontbloot. Een paard was ook in die tijd al een teken van welvaart, en het totale aantal van zeven of acht paarden is dus zeker niet niks! De paarden zijn puur en alleen gedood voor het graf, en sommigen liggen erbij met het bit en hoofdstel onafgedaan vóór van de brute moord. De reden van deze overdaad is simpel en universeel; opdat de welvarende heer het niet al te moeilijk heeft in het hiernamaals. En als dit al lastig te bevatten is, probeer dan eens na te gaan dat zich dit een krappe tweetal millennia of wat geleden heeft voltrokken! Overweldigend.











zaterdag 26 februari 2011

Het baltsen der raven

Terwijl wij half wakker liggen in ons halfbehangen slaapkamertje, dringt achter het gordijn de jonge lentezon door onze oogleden. Bij het wegschuiven van het gordijn knijp ik mijn ogen tezamen als ik de witte reflectie van de zwakbesneeuwde bergen om het dorpje heen zie. De hemel is frisblauw met wat flarden van waterdeeltjes. Al snel besluiten we dat het sonde is om in ons appartement te blijven, waar we behalve het brandende houden van de houtkachel ons vermaken met stoere verhalen en een veelvoud van andere zéér belangrijke dingen (zoals werken aan onze afstudeeropdracht!).

Het dorpje Madzharovo ligt in een caldera. Een caldera is een plek waar duizenden - zij het niet miljoenen - jaren geleden een vulkaan in eens extreem actief werd dat de uitbarsting zich manifesteerde in een onmens grote explosie met een krater als gevolg. Het woord caldera is het Spaans voor 'ketel', en me dunkt dat je de rest zelf wel kunt bedenken. Keiharde lokale uitsterving. Kabam. Mocht je eens willen weten hoe zo iets eruit zou zien, bezoek dan deze website voor de uiterst indrukwekkende fotorapportage over de explosie van Mt. St. Helens, of verdiep je eens in de vulkanische activiteit onder Yellowstone National Park, beide in de U.S. of A. Heul boeiend! :)

Eenmaal bepakt en bezakt ons appartement verlatende, besloten we een van de wat hogere toppen te beklimmen. Het eerste stukje hadden we een aantal dagen eerder al gedaan, op zoek naar de voederplek voor gieren, wat niets anders is dan plek wat je zou kunnen beschrijven als een 'olifantenkerkhof', gezien de hoeveelheid beenderen, schedels en half vergane dieren.




De weg naar boven was een worsteling door dichtbegroeide stukken van jeneverbes en andere prikkelstruikjes, over gladde stenen bekleed met korstmossen die samen met een mix van sneeuw en ijs een haast onbegaanbare toestand creëren. Onverwachte glijpartijen resulteren in het grijpen naar al wat maar grijpbaar is, en de pijnscheut was óf van de scherpe stenen en rotsblokken óf van de doornen en stekels van de locale flora. Hoe dan ook, pijn zul je hebben! (Of de volgende keer gewoon beter kijken waar je je voet zet, hoewel je niet altijd alles zelf in de hand hebt!)



Om energie te sparen zochten we de meest geleidelijke helling op, welke soms werd belemmerd door steile rotspartijen waar we dan weer eens omheen moesten lopen. De tocht was erg avontuurlijk, waarin steile afgronden, verlaten mijnschachten (ten minste 30 meter diep, zie de donkere vlekken op de foto onder) en glorieuze vergezichten de hoofdmoot vormden.



Eenmaal op de top werden we getrakteerd door het (vermoedelijke) baltsgedrag van een tweetal koppel raven, die in perfecte harmonie rondom de top van de berg cirkelden. Het schor 'klokken' wordt gevolgd door een diep rattelen van de raven. Als klap op de vuurpijl scheerden ook nog eens twee (toren)valkjes langs ons af, die met volle trots een explosie van luchtacrobatiek teweeg brachten. Een prima eerste verkenning in de omgeving van Madzharovo! :)








dinsdag 22 februari 2011

West Europa - 2.012 After Present

Langzaam maar zeker komt alles weer op gang. De mens hervat zijn leven gecoördineerd door de natuur, of tracht een poging te wagen tot symbiose. Overal waar je kijkt liggen plastic flessen waar ooit drinkbaar water in zat, of zijn restanten van oude mijnen te zien waarin hard zwoegende mensen diep in de aarde knaagden op zoek naar bruikbare grondstoffen. De wegen zijn niet meer wat ze ooit waren ten tijde van aanleg. De grijze massa op vele plekken verzakt, waardoor de kleine verschillen als een aardebeving door de vering van de vier-keer-vier beuken. Door vorst en dooi ontstaan er gaten die nalatig worden beschouwd als iets dat is, het kan eigenlijk niemand schelen – of misschien ook wel, maar niet nu. De levenswijze van de mensen is er verschillend. De een woont in een voor het overgrote deel leegstaand bouwwerk dat op geen manier herinnert aan de glorie het ooit droeg. De ander woont in een slecht gemetseld huisje, met schuurtjes van opengereten metalen vaten in combinatie met wat roestige afrasteringen om de kippetjes en de werkpaarden binnen te houden. Het leven draait om het in leven houden van zichzelf en de dieren. Zij zijn immers – in alle mogelijke manieren – de reden van hun bestaan. Waar de weg verhard is, heeft de stoep een zinloos bestaan. Als er al mensen zijn, nemen ze maar al te vaak de auto – het maakt dus niet uit of je in je eentje op het trottoir loopt of in het midden van de weg. Het is nodeloos wijds opgezet, en de gegeven ruimte dient zijn doel al lang niet meer.









In het dorpje worden de huizen afgewisseld door onooglijke flatgebouwtjes, waar gedurende de nacht achter twee of drie ramen licht brandt. Voor de rest zijn er wat in elkaar gezakte gebouwen, het skelet van een flat dat – behoudens zijn gewapend betonnen pilaren – ontdaan is van dakbedekking, muren en kostbare glazen ruiten en nog wat ander dichtgetimmerde huisvesten. Verderop is een dorpje verlaten, een groep half wilde paarden is alles wat zich nog maar enigszins herinnert aan een menselijk bestaan. Het flauwe blaffen van een verlaten waakhond op de kruising doorbreekt de stilte die de sneeuw in de bergen teweeg brengt. Een kat met een tevergeefse strop loopt met open wonden op zoek naar eetbaar afval.




De pilaren waarop de voorgevel rust zijn verzakt, de houten balken zowat weggerot en het dak is lek. Niemand zal er zich meer om bekommeren, langzaam maar zeker worden zij verorberd door de natuur die het hoe dan ook weer tot zich zal nemen. Nabij het dorp liggen verlaten akker- en bouwlandjes, voorheen strakke weidegronden worden overwoekerd door ruigtekruiden en de jeneverbes werkt zonder tegenspraak aan de herbebossing zonder opdracht van hogere overheden. Het gras moet deze verandering in stilzwijgen dulden. De natuur herneemt alles – tijd is de enige variabele…





Velen zullen het weten, anderen niet, maar ik ben in Bulgarije. Voor de mensen thuis, Bulgarije ligt in de zuidoostelijke uithoek van Europa en is onderdeel van ‘de Balkan’. Het ligt voor de hand om een verhaal over dit land te beginnen met hoe anders het is, dat het niet te vergelijken is met westelijk Europa van nu, maar van een dikke honderd jaar terug. Dat is het ook, zo voelt het ook.

Een hele andere invalshoek is om het te vergelijken met de situatie van een post apocalyptische wereld. De vergelijking is lichtelijk uit het verband getrokken, en ook wel overtrokken, maar ik heb me altijd afgevraagd hoe zo’n wereld eruit ziet. Je gaat me niet vertellen dat je nog nooit hebt gedacht over een situatie zoals die maar al te vaak voorkomt in een zombiefilm of een andere willekeurige rampenfilm, waarin een vulkaan, aardebeving, acute ijstijd of atoombom of atoomboomgebeuren de samenleving een hele eeuw terugzet in het bestaan. Nou, ik heb op dit moment het gevoel dat ik een aantal scènes uit zo’n film heb beleefd, en heb dan ook een poging gewaagd dat met woorden in beeld te brengen. Hoewel dit een korte beschrijving is, zal ik nimmer in staat zijn alle indrukken, geuren, gevoelens, ontmoetingen en vergezichten te verwoorden. Het is nu al een belevenis die ik nooit had kunnen bedenken. Nu ik er van heb geproefd wil ik meer weten en zien. Het is goed dat ik dus nog eventjes zit.

Op dit moment bevind ik me in het dorpje Madzharovo (Google het maar!). Het plaatsje kent 200 inwoners, of 800 volgens de officiële tellingen, niemand is echt zeker van de zaak. Afgelopen maandag was er een nieuwe telling, waarin ik en Stefan (mijn mede afstudeerklasgenoot, is dat een woord?) ook zijn meegeteld. Officieel heeft het gebeuren dus 200x + 2 inwoners, waarin x varieert tussen 1 en 4, ofzo.

We zijn hier voor ons afstuderen waarin we een tweetal merries uit de kudde met half wilde paarden gaan voorzien van een superhippe GPS-halsband van het merk Dolce&Gabbana, om ze op deze manier te kunnen volgen en hun leefgebied in kaart kunnen brengen. Het doorkruisen van het leefgebied is niet zonder gevaar, van Russische tanks of mijnen uit WOII hoef ik overigens niet bang te zijn, maar het zijn vooral de herdershonden die vaak in gezelschap met 2 of 3 anderen een kudde schapen of koeien bewaken. Zij zijn voor niets of niemand bang en dienen om de kudde te bewaken van stropers of wolven. Ze zijn opgegroeid in de kudde en voelen zich als een van hen, en eenieder die zich waagt binnen de kudde wordt genadeloos kilometersver weggejaagd of ter plekke verscheurd. (Dramatisch!) Zelfs auto’s blijven niet ongemoeid van een wilde serenade van oerkreten en grompartijen. Wat te doen als je toch, onverhoeds zo’n kudde binnenwandelt? Jezelf eerst voor je kop slaan omdat je niet eerder hebt gezien dat je je te midden van een kudde grijze runderen of wollige bolletjes bevindt – ook niet geheel onopvallend. Daarna is er geen echte oplossing. Zorgen dat je een flinke stok bij hebt is het minste wat je kunt doen, duiken naar een grote steen als het beest al aan je arm of been hangt is een tweede – en wat ook misschien helpt is een ritselend plastic zakje. Honden zijn geboren snoepkonten en de kans is er dat een hond dan al zijn woede en boze bedoelingen wegmoffelt in een verlangen naar een hondenlekkernij. Heb je de hond (of honden)eenmaal in bezwering, dan ehm, tja…








Om toch even in het cliché te vallen dat iedereen doet wanneer zij een ander deel van de wereld betreden – het is hier ongelofelijk anders dan thuis! De foto’s doen de rest. Oh, en dan als laatste, een goede halve liter bier kost hier 1.20 Leva, wat 0.60 Euro is. Als je om de rekening vraagt is dat het duurste wat er op staat, dus kun je nagaan…