Eindelijk zag ik ze dan in het echt. Ditmaal niet vanaf computerscherm, boekpapier of televisiescherm. In pracht en praal, haast fier - met de gedachte dat de tijd nooit veranderen zou. Als grafgiften waren ze begraven, gebouwd voor in het oneindige. Voor een of andere welvarende heer of dame, waarvan wij nu niet eens weten hoe zij eruit zagen – een impressie is het enige dat we hebben. Wisten zij veel, dat vele mensenlevens later, zij werden ontdekt, onteerd en uitgegraven. Dat ook de wereld er volledig anders uit zou zien, wisten de makers en nabestaanden niet. Aan het einde van de 19e eeuw (wanneer het Gokstad-schip werd ontdekt), na de industriële revolutie, zou een groot deel van de mensheid in steden wonen – opgetrokken uit grauwig baksteen, besmeurd met roet uit de fabrieken. Anders dan toen – letterlijk vechtend voor het harde bestaan ergens aan de de kust van Noorwegen. Één ding mag duidelijk zijn, zij die welvarend waren, werden als zodanig behandeld. Zelfs na hun dood. Een schip is niet niks, tientallen meters in uiterst kostbaar eikenhout. Wat te denken van alle andere grafgiften zoals zwaard, wagen en voedsel, maar ook menig mens – en dierenleven werd niet gespaard en begraven. Zij die een goed leven hadden in de huidige wereld, hadden dat naar alle waarschijnlijkheid ook in het volgende - of elders. Genoeg. De drie schepen stonden uitgestald in de vorm van een kruis – ehem – en deden samen met alle andere grafgiften (zoals de welbekende Osebergwagen) mijn gedachten teruggaan in de tijd ...
maandag 26 april 2010
woensdag 14 april 2010
Tradities
Ik houd erg van tradities, zeker van hele oude. Voor velen zijn tradities iets onzinnigs, ouderwets en saai. Voor mij zijn hedendaagse tradities overblijfselen van vroeger tijden. Wanneer ik kennis maak met een nieuwe traditie probeer ik deze te doorgronden en te begrijpen. Dat heb ik ook geprobeerd met de Noorse paasvakantie. Niet zozeer een oeroude traditie, maar wel een gebeurtenis in het jaar waar veel Noren naar uit kijken en ook massaal de bergen in trekken – althans dat zeggen ze tenminste. Dit jaar viel Pasen erg vroeg (begin van de maand april) en de week vóór Pasen was voor mij geheel vrij. Mijn zinnen had ik gezet op een mooie vijfdaagse wandeling door de Noorse bergen – samen met Bart en een paar sneeuwschoenen onder onze voeten.
De planning was om een tocht te maken vanaf Koppang naar Ringebu, hemelsbreed goed te doen in vijf dagen. Misschien lichtelijk overambitious, maar dat maakt niet uit. Het gaat om het idee. De dag begon grijs en grauw met lichte sneeuwval, of natte sneeuw – ik weet het al niet meer. Vol met goede moed vertrokken we naar het treinstation, waar we na goed zoeken het juiste perron wisten te vinden. In Koppang deden we de nodige boodschappen en weg waren we. Het eerste stuk duurde en duurde maar, we liepen immers langs een ijzige weg waar menig Noor voorbij scheurt alsof het een racebaan is. Het liefst nog met een mobiele telefoon in de hand, handsfree is hier kennelijk nog niet doorgedrongen. Bij de brug over de rivier Glomma aangekomen voelde ik me niet lekker. Dat dacht ik. Ik had een misselijk gevoel, drukkend op mijn hersenen en een raar gevoel in mijn buik. Na even te hebben stilgestaan kwam ik erachter dat niet ík het was, maar de brug die door verkeer en wind schommelende bewegingen maakte. Tien minuten nadat ik de brug was afgelopen had ik nog steeds een licht gevoel in mijn hoofd, maar dat ging maar al te snel voorbij... Eindelijk konden we dan echt de bergen in. Het weer was nog steeds niets beter dan in de ochtend en op den duur konden we nog geen vijftig meter voor ons kijken door de hevige sneeuwval. Geen fatsoenlijke sneeuw, neen, natte meuk. Bah. Bij elke stap dacht je dat je goed stond, maar zodra je op het ene been leunde zakte je net weer weg waardoor je heel je beweging moest corrigeren. Als je begrijpt wat ik bedoel. Erg vermoeiend en frustrerend.
Goed, we hadden het over tradities. Een ander, wellicht welbekend, fenomeen is het paasvuur. Dit is een traditie die ik samen met de thuisblijvers hier in Noorwegen heb weten voort te zetten. Het maken van een paasvuur stamt af van pre-christelijke religies en is met name bedoeld om de overwinning van lente over de winter te vieren. Volgens oude gebruiken zou rond Pasen (in het Oud Germaans: Ostara) de echte lente beginnen en dit wordt dan uitbundig gevierd met een gigantisch vuur, op de hoop dat volgend groeiseizoen een rijkelijke oogst teweeg zou brengen. Jammer genoeg staat menigeen tegenwoordig te ver af van de cyclische processen in de natuur. Ook ik ben geen traditionele boer en weet inmiddels dat kunstmest beter werkt dan het stiekem aanbidden van vergeten goden. Toch blijft het in ere houden van eeuwenoude tradities de moeite waard, het brengt je dichter tot het begrijpen van het verleden en de daden van je voorouders en – laten we eerlijk zijn – het geeft voldoening. Ik ben bang dat alle boswezens en vruchtbaarheidsentiteiten al lang uit onze levendige fantasie zijn verdwenen en verdreven – en ik geloof dan ook niet dat zij zullen wederkeren voor een paasvuur ergens in een niemendal, ergens in Oost-Noorwegen. Wat het wel met me deed is dat het me weer frisse moed gaf, zeker na een tweetal verslagen pogingen tot het verlaten van mijn woonplaats kon ik dat wel gebruiken. Een aantal dagen later werden we dan ook rijkelijk beloond met schitterend lenteweer – helderblauwe hemel en een maagdelijk zonnetje – wat elke bevroren ziel deed ontdooien en ook de sneeuw deed smelten. Nu is het een kwestie van wachten tot ook de berk en els weer in frisgroen blad staan en de bosbodem bekleed is met een tapijt van donkergroen mos en bosbessen.
Often 'tis denied that equinox and summersolstice
affect the mood of mind,
but, hear me, 'tis 'o so true, and even I must admit,
that these changes in life - a cycle evermore,
as are the sun and the moon …