zondag 4 december 2011

Mist

Ergens in maart.

Het is half drie 's nachts en de wereld is als een grote schim. Buiten de stad lijkt de wereld niet te bestaan. De zwak brandende oranje natriumlampen van de straatverlichting worden gedempt en egaal uitgesmeerd. De wereld is niet groter dan een paar vierkante meter, die elke seconde wordt verlegd. Er is niets heerlijker dan te fietsen in de wereld van mensen, zonder er ook maar iemand tegen te komen.

Toch vergis ik me, het is inmiddels iets voor drieën, en zie een rood dwaallichtje al slingerend over het fietspad bewegen.

Het is alsof op dat moment er niets meer toe doet. Je beleving beperkt tot een kleine intieme ruimte, welke varieert van grootte en invulling. De dikte van de mist is niet overal een constante, maar erg veranderlijk en buiten de bewoonde wereld vaak nog dikker en mysterieuzer dan in de stad. Daar wordt de leegte opgevuld door roodgrauwe gebouwen en een oneindige hoeveelheid licht. Straatlantaarns, het open raam van een dakkapel waarachter het licht nog brandt, of de eenzame automobilist die zich in het holst van de nacht nog een weg baant door de dikke sluier van mist.

Open velden en bossen zijn het spannendst. Het lijkt alsof het veld geen begrenzingen heeft, het bos is grimmig; vormen en dimensies vervagen waardoor de bomen als coulissen het beeld vormen. Het ziet er onrealistisch uit, haast gemaakt. De silhouetten zijn strak alsof het een tekening is, geen grilligheid wat de natuur zo kenmerkt.

Je kunt niet weten wat er precies is. Al te vaak blijkt er niets te zijn, maar de spanning die het teweeg brengt doet het hart sneller kloppen. Je hoopt op iets, maar weet niet wat. Duizend-en-een beelden komen in je op, van monsters uit de diepten der gedachten of dieren, die ook de mist als een ontdekkingstocht zien en die halsoverkop de mensenwereld inlopen. Plots verschrikt als hun pad wordt doorkruist door een eenzame mensenziel – al of niet in delirium.

De gelegenheid om niet alles te overzien geeft mij ook een vorm van rust. Het is ík alleen en de slapende wereld, die nu beperkt is en opgedeeld in onregelmatige vlakken. Wanneer het lichaam op het zwevende balanceert (de reden daargelaten), worden bepaalde gevoelens versterkt – anderen verzwakt. Ik ben zeker niet dronken, maar begeef me op het niveau waar je je precies prettig voelt, wat lyrisch – eerder euforisch. Er is geen sprake van duizeligheid of controleverlies over lichaam of geest.

De spanning heeft zijn uitwerking.

Ik ga als een speer door de mist, ik wil verkennen en voel de moeheid in mijn benen niet. De trappers gaan rond en rond, mijn voorwiel doorsnijdt als een scherp mes de mist. Het licht van de voorlamp is vormgegeven in een vage rechthoekige baan welke normaal nooit zichtbaar is, maar nu wordt weerkaatst door de miljoenen minuscule waterbolletjes die zweven in de lucht.

Na een tijdje zet ik mijn dynamo af. De wereld hervat zijn nachtelijke stilte, geen ritmisch gezoem van de spoelen en wieltjes op het bewegen van mijn trappers. Ik ga nu nog sneller, het lijkt. De staafjes in mijn ogen passen zich aan de duisternis aan, verzwakte lantaarnlichten doen de ogen dichtknijpen en zwart en wit blijken te bestaan uit een immense schakering van alles wat daartussen zit.

De geest speelt op de gedachten. Wie heeft er nooit tijdens de schemer zichzelf in het bos gewaagd? Of in de achtertuin wat dat betreft. Je gaat dingen zien, je waant dingen te zien die er niet zijn. De hersenen proberen met man en macht onbekende vormen te koppelen aan bekende dingen of gevoelens – vaak aan angst of spanning. Overwaaiende bladeren worden ineens levende wezens, een grote donkere struik lijkt te bewegen, onverklaarbare vormen van schaduwen.

Diep van binnen weet je dat het niet klopt. Je krijgt wel kippenvel, of de stuipen, die de rillingen over je rug laten gaan. Je gaat alleen maar harder fietsen of wandelen, je ontwikkelt vluchtgedrag. Vluchtend in de mist kom je steeds weer in een andere ruimte, met daarin andere vormen die tot de verbeelding spreken en daarbij andere gevoelens weten op te wekken.

Het is een grijze droomwereld, tussen nacht en dag in. Tijd wordt verlengd en verdraaid, en op het moment dat je in bed ligt weet je niet meer hoe lang je eigenlijk hebt gedanst met vormen, kleuren en beelden. Het is de schimmenwereld in de letterlijke zin van het woord. Het enige wat je je herinnert is de ervaring van de mist, van de momenten dat vlakken en willekeurige lichtval een tot de verbeelding sprekende wereld vormen. Het zijn maar enkele prenten, enkele impressies, emoties, die achterblijven in de gedachten, waarvan je nog dagenlang kunt nagenieten. In zekere zin doen zij vragen opleven over de beleving van ruimte en tijd.

Iedereen heeft zijn eigen ervaringen, impressies maar er zijn ook zeker overeenkomsten – herkenningspunten. Daarmee sluit ik het ook af, het zijn immers mijn gevoelens uitgedrukt in een aantal woorden. En gevoelens zijn vaak vele malen complexer dan woorden kunnen omvatten, me dunkt.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten